Colombia - de pandemie vóór de pandemie
In het laatste kwartaal van 2019 werd in verschillende landen van Zuid-Amerika geprotesteerd. De onvrede ging de straat op en beloofde niet naar huis terug te keren voordat er werd geluisterd en er iets aan werd gedaan. Colombia vormde hierop geen uitzondering. Het land deelt in de realiteit van de regio; de mensen hebben een lange lijst van eisen en talloze redenen om hun stem te verheffen en de straat op te gaan. Waarom duurde het zo lang voordat Colombia begon te protesteren?
De waarheid is dat in Colombia de lijstjes van sociale kwesties zo lang zijn, dat het vrijwel onmogelijk is om deze te vereenvoudigen en samen te voegen tot een lijst van eisen die recht doet aan alle achtergestelde groepen in de maatschappij. Jarenlang hebben ze de regering gevraagd om hun rechten te respecteren en te verdedigen, maar die is daarin in gebreke gebleven en heeft weinig garanties gegeven.
Het einde van 2019 werd gekenmerkt door protesten, demonstraties, publieke waken, pannendekselconcerten, de instelling van een avondklok en oplopende spanningen. De mensen brachten hun eisen naar voren en gingen overal in het land de straat op om op te roepen tot een aanpassing van de Nationale Agenda van de regering.
De acties van het volk lieten een bries van hoop waaien en brachten eenheid in de oproep tot verandering in het land. Deze acties brachten hoop voor degene die de schrijnende ongelijkheid in het land zichtbaar hebben gemaakt. Zij zagen de Grote Nationale Staking als een tsunami van verontwaardiging.
Het nieuwe jaar werd geboren in hoop. Maar helaas had 2020 andere plannen voor de wereld: Covid-19. De pandemie trok door stad en land, besmette meer dan 30.000 mensen en veroorzaakte meer dan 1000 doden. Maar degene die de tragische geschiedenis van Colombia kennen, herinneren zich dat er voor Covid-19 een pandemie was met haar eigen statistieken.
In Colombia is geweld de oude pandemie die zich verspreidt door de straten van de grote en kleine steden, door de woestijn en de jungle. Ze besmette de verpauperden en degene die door de regering in de steek waren gelaten. En in haar kielzog dreven acht miljoen slachtoffers.
Acht miljoen slachtoffers van, onder andere, gedwongen verhuizingen en verdwijningen, moorden, martelingen, ontvoeringen, verkrachtingen, tot zwijgen gebrachte levens, verwoeste gezinnen, een gehavend sociaal netwerk en een verbrijzelde samenleving. Het probleem is dat dit slechts de registratie in cijfers is – cijfers vertellen niet over levens, over pijn of over verdriet. Ze vertegenwoordigen van alles, maar ze spreken over niemand.
Covid-19 bracht geen nieuw geweld naar Colombia. In plaats daarvan heeft het de reeds bestaande realiteit versterkt. Het virus heeft bevestigd dat geweld niet alleen verborgen is, maar dat het vrouwen ook op verschillende manieren treft. Het aantal gevallen van huiselijk geweld is sinds het begin van de quarantaine verdubbeld ten opzichte van vorig jaar. De moorden op zeventig vrouwen zijn geclassificeerd als femicide – vrouwenmoord – waardoor je vragen kunt stellen bij de mantra ‘thuisblijven redt levens’. Een ander dodenrecord in Colombia is dat van meer dan 114 vermoorde sociale leiders in 2020. Alleen al in 2020 zijn 25 voormalige FARC-strijders die in 2016 het vredesakkoord hebben ondertekend, het slachtoffer geworden van doelgerichte moordaanslagen.
De eerste pandemie – het geweld van de staat – normaliseerde de corruptie en het geslachtsgebonden geweld. Het is onderdeel van het dagelijks leven geworden. Covid-19, de tweede pandemie, werd een exclusieve prioriteit: het verving de eisen van het volk die geuit werden tijdens de Grote Nationale Staking. De eisen voor sociale verandering werden onzichtbaar.
De sterfgevallen als gevolg van de tweede pandemie zijn niet minder in waarde; dit is de overtuiging van degenen die denken dat sommige te sterfgevallen meer pijn doen dan andere. Er bestaat geen eerste rang of tweede rang in sterfgevallen. Elke dood is pijnlijk. Elke vermijdbare dood die wordt veroorzaakt door geweld, verwaarlozing, corruptie of in de steek gelaten worden door de overheid, doet pijn en heeft betekenis.
Maar in Colombia heeft de focus op de cijfers ervoor gezorgd, dat dit land geen verdriet voelt als het gaat om de dood van 10, 100, 1000 of 10.000 mensen. Moeders die zonen en dochters hebben verloren aan deze beide pandemieën kennen het verschil tussen elk getal. Hun pijn maakt geen onderscheid tussen categorieën; ze voelen elke dode. Daarom moet het land rouwen als de moeders van allen die zijn gestorven, van allen die zijn verdwenen. De wereld zou meer moeten spreken over levens, over worstelingen en erfenissen, dan over getallen die niemand kan herdenken, en mag barbaarsheid niet vermenselijken.
Als degenen onder ons die de mensenrechten verdedigen, spreken, doen we dat vanuit pijn. We spreken terwijl we een foto van een vermiste persoon vasthouden of wanneer we een kaarsje aansteken of het in herinnering uitschreeuwen. In het verzet staan we naast hen die alles hebben opgeofferd, zelfs wanneer al hun land is gestolen, zelfs als ze hun leven hebben gegeven. Maar we spreken ook vanuit hoop, want we hopen dat er een einde komt aan deze verhalen, dat de storm ophoudt en de rust die we niet kennen neer zal dalen. We hopen op de vrede die in boeken wordt genoemd en die door geleerden wordt bestudeerd. Het is een vrede die meer te maken heeft met sociale gerechtigheid, een vrede die zonder uitzondering het essentiële minimum garandeert, die toegang geeft tot waardige gezondheidszorg en onderwijs, en het recht op een leven zonder geweld waarborgt.
We kunnen niet toestaan dat het virus de pandemie vóór de pandemie verbergt. De regering kan Covid-19 niet gebruiken om zich aan haar verantwoordelijkheden te onttrekken. Haar medewerkers – corrupte politici, gewapende groeperingen en oorlogsprofiteurs – moeten ter verantwoording worden geroepen. De volgende keer gaan we eerder de straat op.